Bijna alles is taal op onze school. Lezen, schrijven, spelling, praten, dat doen we een groot deel van de dag en dat is allemaal taal.
In het OGO gaan we er van uit dat taal bestaat uit vier onderdelen: techniek, woordenschat, begrip en motivatie. Alle onderdelen proberen we in samenhang aan te bieden.
Als we uitgaan van de techniek, dan hebben we het over technisch lezen, spelling en taalverzorging. Dat zijn de vakken waar de kinderen regels leren, moeten oefenen, moeten automatiseren en wat ze vlot moeten kunnen uitvoeren. In deze vakken begin je met eenvoudige regels en dat wordt opgebouwd en geoefend tot en met groep 8. Techniek helpt bij het vlot kunnen lezen en begrijpen van teksten, bij het foutloos schrijven en goed opbouwen van teksten.
Woordenschat heb je nodig om teksten te kunnen begrijpen, maar ook om begrippen te leren, woorden te snappen, hoe ze zijn opgebouwd, hoe je de betekenis kunt vinden en onthouden. Een grote woordenschat helpt om je gedachten goed te verwoorden en teksten op papier te zetten. Kinderen die de Nederlandse taal nog niet goed beheersen, helpen we extra door veel aandacht te besteden in de thema's aan woordenschat.
Begrip is belangrijk om teksten te begrijpen. Waar gaat het over, wie is de hoofdpersoon, waar speelt het verhaal, in welke tijd. Om teksten te kunnen begrijpen is veel kennis nodig. Die kennis geven we mee aan de kinderen in de thema's. Hoe meer je weet, hoe beter je teksten begrijpt. En hoe meer je teksten begrijpt, hoe meer je weet. Zo bouw je aan kennis, die kinderen opslaan in hun brein.
We besteden heel veel aandacht aan (begrijpend) lezen. Daar beginnen we al mee in de kleutergroepen. Dat doen we altijd met teksten die te maken hebben met het thema. Zo zijn kinderen betrokken en willen ze een tekst gaan uitdiepen. De leerkrachten helpen daarbij door hen verschillende strategieën aan te bieden die nodig zijn om een tekst goed te begrijpen. Onze kinderen lezen veel en goed. De leesresultaten zijn boven het landelijk gemiddelde.
Tot slot is motivatie het belangrijkste onderdeel. Hoe leuker het lezen is, hoe meer je wilt lezen. En hoe meer je leest, hoe leuker het wordt. Daarom hebben wij op school een hele grote collectie kinderboeken. Er is voor ieder kind een geschikt boek. Ook de leerkrachten lezen heel veel jeugdliteratuur. Zo kunnen zij kinderen goed helpen om het juiste boek te kiezen. Zij kennen de kinderen en zij kennen de titels. Als je van je leerkracht hoort, dat dit boek bij je past, dan wil je het wel lezen. En dat vertel je dan weer aan je klasgenoten. Praten over boeken helpt bij lezen. Dus dat doen we veel. En we geven veel tijd aan stil lezen; tijd om lekker in een verhaal te raken.